Rechter rekent af met box3-belasting voor beleggers!
Eind 2021 is er door De Hoge Raad in Nederland een duidelijke boodschap afgegeven. De werkelijk behaalde opbrengsten moeten als uitgangspunt genomen worden bij belastingheffing over vermogen. Desondanks betalen veel beleggers nog steeds meer box 3-belasting dan gerechtvaardigd is op basis van hun werkelijke opbrengsten. De rechter blijkt in individuele gevallen echter snel af te rekenen met deze situatie.
Op basis van de ontvangen rente hebben spaarders al jarenlang veel meer belasting betaald. Op last van de Hoge Raad is deze situatie sinds 2021 ten einde gekomen. De Hoge Raad heeft namelijk geoordeeld dat de belastingheffing over rendementen uit vermogen moet aansluiten bij het daadwerkelijk behaalde rendement. Het gevolg hiervan is dat spaarders veel minder belasting betalen over spaartegoeden, aangezien de rentes op spaarrekeningen jarenlang extreem laag waren.
Voor beleggers geldt echter een andere situatie. Aangezien de Belastingdienst niet in staat blijkt te zijn om voor elke belastingplichtige het behaalde rendement te berekenen. Om het makkelijker te maken gaat de Belastingdienst ervan uit dat alle beleggers even succesvol zijn. Ze worden belast op basis van een fictieve opbrengst, die jaarlijks door de fiscus wordt vastgesteld op basis van rendementen op een mandje aandelen, een Nederlandse staatsobligatie en de ontwikkeling van huizenprijzen. De fiscus houdt er dus geen rekening mee of een belegger daadwerkelijk heeft geïnvesteerd in vastgoed, aandelen en/of obligaties. Iedere belegde Nederlander wordt toegeschreven aan een bepaald rendement op beleggingen voor een bepaald jaar. Ook inflatie, een steeds belangrijker thema, wordt niet in aanmerking genomen.
Dat de werkelijke rendementen van veel individuele beleggers in de meeste gevallen afwijken van de fictieve rendementen is wel duidelijk. Geen elke beleggingsportefeuille is immers hetzelfde en vrijwel niemand belegt precies volgens het fictieve mandje bedacht door de Belastingdienst. Wanneer het werkelijk beleggingsrendement aanzienlijk lager is dan het fictieve rendement ontstaan er dis problemen in deze berekening. Men betaald dan daardoor belasting over niet behaalde winsten. Naar alle waarschijnlijkheid zal dit voor veel beleggers het geval zijn in slechte beursjaren zoals 2018 en 2022.
Haarlem: Rechter fluit fiscus terug
Gelukkig is er ook een tegengeluid hoorbaar. De rechter heeft namelijk al in enkele recente procedures geoordeeld dat belastingplichtigen te veel betaalde belasting over vermogen terug moeten krijgen. Natuurlijk is dit alleen het geval wanneer hun rendement sterk afwijkt van wat de fiscus heeft aangenomen.
Een Haarlemse belastingplichtige wist de rechter ervan te overtuigen dat hij in die jaren 2018 en 2019 respectievelijk een winst uit beleggingen van 6.490 euro en 3.000 euro had behaald. De fiscus ging echter uit van fictieve inkomsten die ongeveer 32 procent en 58 procent hoger lagen. De Haarlemse rechter heeft daarom in juni de opgelegde vermogensbelasting over deze jaren tenietgedaan. Volgens de rechter was dit verschil te groot en had de fiscus een buitensporige aanslag opgelegd. Daarom moet de fiscus in dit geval uitgaan van de werkelijke opbrengsten en de belastingaanslag verminderen. De fiscus kan nog in beroep gaan tegen de uitspraak van de Haarlemse rechter.
Leeuwarden: Lagere heffing na hoger beroep
In Leeuwarden heeft een vergelijkbaar hoger beroep eerder gediend in een andere zaak. De zaak in Leeuwarden betrof niet alleen een geschil tussen de Belastingdienst en de belastingplichtige over de specifieke heffing. De belegger maakte ook bezwaar tegen het gehele box 3-stelsel, dat volgens hem een inbreuk op eigendom kan vormen.
Ook een Friese zaak ging het om een belastingplichtige die een belastingaanslag had ontvangen op basis van een veel hoger rendement op beleggingen dan hij daadwerkelijk had behaald. De belastingplichtige kreeg in eerste aanleg ongelijk, maar kreeg in hoger beroep alsnog gelijk nadat hij de rechter voldoende gegevens uit zijn eigen administratie had voorgelegd. Het uiteindelijke oordeel resulteerde in een verlaging van de box 3-heffing op basis van het werkelijke rendement, waardoor de fiscus een lagere aanslag moest opleggen.
De belastinginspecteur heeft aangegeven dat hij het bezwaar zal aanhouden totdat de Hoge Raad zich heeft uitgesproken over deze kwestie in een andere belastingzaak welke nog in behandeling is. Hij is niet de enige die uitkijkt naar deze uitspraak van de Hoge Raad. Het oordeel van de Hoge Raad zal duidelijk maken of de fiscus beleggers juist behandelt na het Kerstarrest van 2021.
Als blijkt dat dit niet het geval is, zal dit grote gevolgen hebben voor de belastingheffing over beleggingsopbrengsten in voorgaande jaren. Dit geldt ook voor het beleggingsjaar 2022, waarin de markt sterk is gedaald. De uitspraak van de Hoge Raad wordt later dit jaar verwacht. In afwachting van deze uitspraak heeft de staatssecretaris van Financiën de definitieve belastingaanslagen van alle Nederlandse belastingplichtigen uitgesteld.
Ons advies: Ga in bezwaar tegen de opgelegde belastingaanslag, het blijkt al in meerdere gevallen lonend te zijn.